Boetebeleid van de RDI
Op deze pagina vindt u het boetebeleid van de Rijkinspectie Digitale Infrastructuur (RDI). Dit beleid bepaalt de hoogte van bestuurlijke boetes. Het doel is om de wijze waarop boetes worden vastgesteld inzichtelijker en consistenter te maken.
De RDI is door de Minister van Economische Zaken aangewezen als toezichthouder voor verschillende wetten op het gebied van onder andere telecommunicatie en het digitale domein. De RDI kan daarbij in naam van de Minister boetes opleggen.
Het boetebeleid is van toepassing op alle bepalingen op de naleving waarop de RDI toeziet en waarvoor in de wet- en regelgeving geen boetebedrag is bepaald. Een uitzondering hierop zijn de boetebevoegdheden die de RDI namens de Minister heeft voor Caribisch Nederland. Die boetebevoegdheden zijn uitgezonderd van het boetebeleid.
Wat betekent het boetebeleid voor u?
Het boetebeleid geldt alleen als het gaat om een overtreding van een bepaling die onder het toezicht van de RDI valt en waarvoor de RDI besluit een boete op te leggen.
Op basis van het boetebeleid worden boetes voortaan aan de hand van een stappenplan vastgesteld. In de eerste stap van het beleid wordt een basisbedrag vastgesteld. In het boetebeleid zijn zeven categorieën (I tot en met VII) vastgesteld. Iedere categorie kent een eigen basisbedrag, variërend van € 500,- (categorie I) tot € 900.000,- (categorie VII). De RDI heeft de bepalingen die onder het boetebeleid vallen in categorieën ingedeeld: hoe ernstiger een overtreding, hoe hoger de categorie en hoe hoger het basisbedrag. Verder houdt de RDI in het stappenplan rekening met onder andere de ernst van een overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de draagkracht van een overtreder. Op deze manier beoogt RDI in ieder dossier tot een passende boete te komen.
Hoe ziet dit er in de praktijk uit?
Om inzichtelijk te maken hoe het boetebeleid in de praktijk werkt, zijn hierna twee rekenvoorbeelden opgenomen.
Rekenvoorbeeld 1
Allereerst de situatie dat sprake is van illegaal frequentiegebruik in de vorm van een illegale omroepuitzending. Dat levert een overtreding op van artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet, gelezen in samenhang met artikel 3.13 van de Telecommunicatiewet. De overtreding ‘illegale omroep’ is in bijlage 2 bij het boetebeleid ingedeeld in categorie IV. Uit artikel 3 van het boetebeleid blijkt dat het basisbedrag voor een overtreding die is ingedeeld in categorie IV € 150.000,- bedraagt. Indien en voor zover geen sprake is van boeteverhogende dan wel boeteverlagende omstandigheden, dan blijft het basisbedrag op grond van stappen 2 tot en met 4 staan. In stap 5 van het boetebeleid wordt vervolgens rekening gehouden met de omzet of het vermogen van een overtreder. Als sprake is van een natuurlijke persoon, dan wordt in stap 5 van het boetebeleid een percentage toegepast van 5% op het na stap 4 vastgestelde boetebedrag. In het rekenvoorbeeld betekent dit, dat het boetebedrag na stap 5, 5% van € 150.000,- bedraagt, dus € 7.500,-. Als de overtreder in staat wordt geacht dit bedrag te kunnen betalen en er geen andere bijzondere omstandigheden aan de orde zijn waardoor dit bedrag niet passend is, wordt het boetebedrag vastgesteld op € 7.500,-.
Rekenvoorbeeld 2
Verder nog een voorbeeld van een situatie waarin een grondroerder in geval van graafwerkzaamheden geen onderzoek heeft verricht naar de precieze ligging van onderdelen van netten op de graaflocatie. Dat levert een overtreding op van artikel 2, derde lid, onder b, van de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken. Deze overtreding is in bijlage 2 bij het boetebeleid ingedeeld in categorie III. Daarvoor staat op grond van artikel 3 van het boetebeleid een basisboetebedrag van € 50.000,-. Indien en voor zover geen sprake is van boeteverhogende dan wel boeteverlagende omstandigheden, dan blijft het basisbedrag op grond van stappen 2 tot en met 4 staan. In stap 5 van het boetebeleid wordt vervolgens rekening gehouden met de omzet of het vermogen van een overtreder. Als sprake is van een rechtspersoon die een omzet heeft van minder dan € 1.000.000,-, dan wordt in stap 5 van het boetebeleid een percentage toegepast van 10% op het na stap 4 vastgestelde boetebedrag. In het rekenvoorbeeld betekent dit, dat het boetebedrag na stap 5 10% van € 50.000,- bedraagt, dus € 5.000,-.